1 Chronicles 2

De zonen van Israël

Deze verzen geven een opsomming van de zonen van Jakob, hier “Israël” genoemd, in een willekeurige volgorde. Eerst worden de zes zonen van Lea genoemd, dan één van Bilha, vervolgens twee van Rachel, nog één van Bilha en ten slotte twee van Zilpa. Ongeveer tweeëntwintig keer komt er een opsomming van de zonen van Jakob in de Bijbel voor, waarbij de volgorde vaak wisselt.

De nakomelingen van Juda tot David

In de rest van dit hoofdstuk worden de nakomelingen van Juda genoemd. Het geslachtsregister van Juda wordt het eerst genoemd vanwege het koningschap dat aan deze stam verbonden is.

Als Er een grafsteen had gehad, zou daarop als het kenmerk van zijn leven dit opschrift hebben kunnen staan: hij “was slecht in de ogen van de HEERE; daarom doodde Hij hem” (1Kr 2:3). Het is een waarschuwing te leven en te wandelen voor Gods aangezicht met vrees, biddend en wakend, omdat er elk ogenblik iets door ons gezegd of gedaan kan worden wat ons leven verder zal kenmerken. Wat zal er op mijn grafsteen staan?

Er worden weinig vrouwen genoemd, maar de naam van Tamar laat een speciale genade van God zien (1Kr 2:4). Zij baart Perez als gevolg van een ontuchtige daad die zij met Juda heeft begaan (Gn 38:14-18; 27-30). De speciale genade van God is dat zij wordt genoemd in het boek Ruth (Ru 4:12) en in het geslachtsregister van de Heer Jezus (Mt 1:3).

Vier van de vijf zonen van Zerah, “Ethan, Heman, Chalcol en Dara”, zijn bekend om hun wijsheid (1Kr 2:6). Als de Heilige Geest de wijsheid van Salomo voorstelt, verklaart Hij Salomo wijzer dan deze vier mannen: “Ja, hij was wijzer dan alle mensen, dan Ethan, de Ezrahiet, Heman, Chalcol en Darda, de zonen van Mahol” (1Kn 4:31). Het is wel zeldzaam dat van vier broers een dergelijk getuigenis gegeven kan worden.

Ook kan nog worden vermeld dat zowel van Ethan als van Heman een psalm in de Heilige Schrift is opgenomen (Ps 88:1; Ps 89:1). Ze moeten niet worden verward met Heman en Ethan, de musici van David (1Kr 15:19), want die zijn van de stam Levi en niet van de stam Juda (vgl. 1Kr 6:33-44).

Het opschrift op de grafsteen van Achar, dat is Achan, luidt: “Die Israël in het ongeluk stortte, omdat hij ontrouw was met dat wat door de ban gewijd was” (1Kr 2:7). Zijn zonde wordt beschreven in het boek Jozua (Jz 7:1). We zien hier dat tot de beste families, hier Juda, personen kunnen behoren die een schande voor de familie zijn.

De genoemde namen in de 1Kr 2:9-12 zijn de directe voorouders van David, naar wie de kroniekschrijver in de geslachtsregisters toewerkt (vgl. Ru 4:19-22). Dat wil niet zeggen dat alle namen van de voorouders vanaf Ram zijn genoemd. Tussen Ram, de zoon van Hezron, en Nahesson, de zoon van Amminadab, zijn drie eeuwen verlopen. Nahesson is “de leider van de nakomelingen van Juda” in de dagen van Mozes in de woestijn (Nm 1:7; Nm 2:3). De zoon van Nahesson, Salmon, trouwt met Rachab, de hoer, na de val van Jericho (Mt 1:5).

Uit 1Kr 2:16 blijkt dat de drie mannen “Abisaï, Joab en Asaël”, die we kennen uit het leger van David, zonen van Davids zus en dus zijn neven zijn. Hetzelfde geldt voor Amasa, die de zoon van een andere zus is.

De nakomelingen van Kaleb

Bezaleël, de zoon van Uri (1Kr 2:20), is ons bekend van de bouw van de tabernakel (Ex 31:2-4).

Hezron, uit wie Kaleb en zijn nageslacht zijn voortgekomen, blijkt een zeer vruchtbare man geweest te zijn, zelfs in zijn ouderdom. Als hij sterft, is zijn vrouw Abia zwanger en baart hem na zijn dood nog een kind (1Kr 2:24).

De nakomelingen van Jerahmeël

In deze opsomming worden namen genoemd van mensen van wie als bijzonderheid wordt vermeld dat ze kinderloos zijn gestorven of zonder zonen (1Kr 2:30; 32; 34). Kinderloosheid is niet nieuw. Gods voorzienigheid geeft of onthoudt kinderen, of geeft ze soms alleen van hetzelfde geslacht. Voor wie ernaar verlangen kinderen te hebben is het een grote beproeving als de kinderwens onvervuld blijft.

De nood die dat met zich mee kan brengen, is niet te begrijpen door hen die kinderen hebben. Alleen de Heer kan daarin Zijn troost geven. Door Zijn troost kunnen zij ertoe komen in geloofsvertrouwen te aanvaarden dat dit de weg is die Hij met hen wil gaan. Op deze weg kunnen ze op een speciale manier Hem dienen. Aan hen die Hem liefhebben, zal Hij in Zijn huis een plaats en een naam geven, beter dan die van zonen en dochters (Js 56:5).

Het huwelijk van de dochter van Sesan met een Egyptische slaaf (1Kr 2:35) kan alleen geoorloofd zijn als we veronderstellen dat deze slaaf een Jodengenoot, proseliet, is geworden.

De nakomelingen van Kaleb

In dit gedeelte vallen “de geslachten van de schrijvers” op (1Kr 2:55a). Schrijven is belangrijk in de dingen van God. Het betekent ermee bezig zijn en vastleggen en zo doorgeven aan de volgende generaties. Op die manier kunnen de volgende generaties onderwezen worden in de dingen van God.

De Kenieten (1Kr 2:55b) behoren oorspronkelijk niet tot Israël. Ze zijn een van de heidense volken van het land Kanaän (Gn 15:18-21). Hier zijn ze opgenomen in de registers van de stam Juda. Het lijkt erop dat zij in de loop van de jaren steeds meer, mogelijk door huwelijken, van de stam Juda deel zijn gaan uitmaken. Ze zijn een volk dat, behalve door Kaleb, een van de twaalf verspieders, ook bekend is geworden door de trouw van een van hun families, die van de Rechabieten. Hun trouw aan de gebruiken van hun vaders wordt door de HEERE zozeer gewaardeerd, dat Hij in het boek Jeremia dit geslacht aan Zijn ontrouwe volk tot voorbeeld stelt (Jr 35:12-16).

Copyright information for DutKingComments